Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Die overwint, Ik zal hem maken [30]tot een pilaar in den tempel Mijns Gods, en [31]hij zal niet meer daaruit gaan; en [32]Ik zal op hem schrijven [33]den Naam Mijns Gods, en de naam der stad Mijns Gods, [namelijk] [34]des nieuwen Jeruzalems, [35]dat uit den hemel van Mijn God afdaalt, en [36][ook] Mijn nieuwen Naam. 30. Dat is, in de gemeente der uitverkorenen van mijn God, die hier wordt opgetimmerd, en hiernamaals in den hemel zal verbouwd zijn; en hier ziet de apostel op de twee kolommen, die in den tempel van Salomo gesteld waren, waarvan te lezen is 1 Kon.7:15, die een versiersel en vastigheid daarin waren, waarvan de ene door Salomo genoemd is Jachin, dat is, hij zal bevestigen, en de andere Boaz, dat is, in hem is sterkte. Zie ook Gal.2:9. 31. Namelijk, gelijk deze pilaren, die schaduwen waren in den tempel van het Oude Testament, van de Chaldeen daaruit zijn weggevoerd, gelijk te zien is Jer.52:17. Want die een pilaar is in de gemeente der ware uitverkorenen, kan niet vervoerd worden, Matth.24:24, en wordt nooit uitgeworpen; Joh.6:37. 32. Namelijk gelijk men op de kolommen enige eretitels placht te schrijven, en gelijk de twee kolommen in den tempel van Salomo deze twee namen ook voerden, waarvan tevoren gesproken is. 33. Namelijk tot een teken dat hij God als een eigendom toekomt, gelijk wij plegen dingen, die ons eigen zijn, met onzen naam te tekenen, en gelijk ook eertijds de soldaten met den naam hunner oversten, en de dienstknechten met den naam van hun heren plachten getekend te worden. Zie hierna hfdst.7 vs.3. Want hoewel wij hier weten dat wij kinderen Gods zijn, zo is het nochtans inderdaad niet geopenbaard wat wij worden zullen; 1 Joh.3:2. 34. Dat is, de ware gemeente van Christus die hier gesteld wordt tegen het uiterlijk of oude Jeruzalem gelijk Gal.4:26. 35. Namelijk ten opzichte van de kracht waardoor zij op de aarde wordt vergaderd, en van de heerlijkheid, waarmede zij ten laatsten dage zal worden aangedaan. Zie hfdst.21 vs.2, enz. 36. Namelijk tot een teken dat hij mijn dienaar is en mijn heerlijkheid zal deelachtig worden. Van welken nieuwen naam, dien Christus van den Vader na Zijn verhoging heeft verworven; zie Fillip.2:9,10; hfdst.19 vs.12,16.